III. De aard van duisternis en licht

Het Lied vervolgt:
De eeuwenlange duisternis
kan de stralende zon niet omhullen
de langdurige kalpa’s van samsara
kunnen nooit het schitterende licht van het Denken verbergen

Hoewel woorden worden gesproken om de Leegte te verklaren,
kan er aan de Leegte zelf nooit uiting orden gegeven.
Hoewel we zeggen ‘het Denken is een helder licht’,
gaat het alle woorden en symbolen te boven.
Hoewel het Denken in wezen leegte is,
omvat en bevat het alle dingen.
III. De aard van Duisternis en licht
13 februari 1975
LATEN WE EERST EENS MEDITEREN op de aard van duisternis. Duisternis is een van de meest mysterieuze dingen van het bestaan … en je leven is er zeer bij betrokken, je kunt je niet veroorloven er niet over na te denken. Men moet in het reine komen met de aard van duisternis, want duisternis is van gelijke aard als slaap, van gelijke aard als dood en van gelijke aard als alle onwetendheid.
Het eerste dat je geopenbaard wordt als je op duisternis mediteert, is dat duisternis niet bestaat, duisternis is er zonder enig bestaan. Mysterieuzer dan licht … het duister heeft helemaal geen bestaan; integendeel, het is de afwezigheid van licht. Het is nergens, je kunt het niet vinden, het is eenvoudig een afwezigheid. Duisternis staat niet op zichzelf, heeft geen ‘in-zichzelf’ bestaan, duisternis is eenvoudig de afwezigheid van licht.
Als er licht is, is er geen duisternis; als er geen licht is, is er duisternis. Duisternis is de afwezigheid van licht, niet de aanwezigheid van iets. Als licht komt en gaat … blijft duisternis; duisternis is niet, maar dringt door. Licht kun je scheppen, licht kun je vernietigen: duisternis is er altijd zonder er te zijn.
Hettweede dat je zult beseffen als je over duisternis contempleert, is, dat je er niets mee kunt doen, omdat hetniet-bestaand is. En als je probeert er iets mee te doen, zul jij verslagen worden. Het duister kan niet verslagen worden; hoe kun je iets verslaan dat er niet is? En als je verslagen bent denk je: ‘Wat is het machtig, want het heeft me verslagen.’ Dat is absurd! Duisternis heeft geen macht; hoe kan iets dat niet is macht hebben? Jij wordt niet verslagen door de duisternis en zijn macht, je wordt verslagen door je eigen dwaasheid, In de eerste plaats begon je te strijden … dat was dwaasheid. Hoe kun je iets dat niet is bestrijden? En onthoud dit, want je hebt veel dingen bestreden die niet zijn, ze zijn net als duisternis.
Alle zedeprekerij is een strijd tegen duisternis, daarom is zedeprekerij zo dom. Alle fatsoensleer, zonder onderscheid, is een strijd tegen duisternis, strijden met iets dat op zichzelf niet is.
Haat is niet werkelijk, alleen maar afwezigheid van liefde.
Woede is niet werkelijk, alleen maar afwezigheid van mededogen.
Onwetendheid is niet werkelijk, alleen maar afwezigheid van Boeddhaschap, van Verlichting.
Seks is niet werkelijk, alleen maar afwezigheid van brahmacharya.
En alle fatsoensleer gaat door met iets bestrijden dat niet is. Een moralist kan nooit overwinnen, dat is onmogelijk. Uiteindelijk moet hij worden verslagen, al zijn moeite is vergeefs.
En dit is het verschil tussen religie en fatsoensleer; fatsoensleer tracht duisternis te bestrijden en religie tracht het licht te doen ontwaken dat binnenin verborgen is. Religie maakt zich geen zorgen over duisternis, ze probeert eenvoudig het licht van binnen te vinden. Zodra er licht is, verdwijnt duisternis; zodra er licht is, hoef je met het duister niets te doen … het is eenvoudig niet.
Dit is het tweede inzicht, dat er met duisternis niets direct kan worden gedaan. Als je iets met duisternis wilt doen, moet je iets doen met het licht, niet met duisternis. Doe het licht uit en er is duisternis; doe het licht aan en er is geen duisternis … maar je kunt duisternis niet aan- en uitdoen; je kunt duisternis niet ergens vandaan halen, je kunt niet op een knopje drukken om het duister uit te doen, je moet een indirecte weg kiezen.
Strijd nooit met dingen die niet zijn. Het denken word verleid om te strijden, maar die verleiding is gevaarlijk: je verspilt je energie en je leven en je vernietigd jezelf. Laat je niet verleiden door je denken; kijk eerst of iets werkelijk bestaat of dat het alleen maar een afwezigheid is. Als het afwezigheid is, strijd er dan niet mee, zoek dan datgene op waarvan het een afwezigheid is … dan ben je op het juiste spoor.
Het derde inzicht over duisternis is, dat duisternis diepbetrokken is met jouw bestaan, op duizenden manieren.
Wanneer je kwaad bent, is je licht vanbinnen verdwenen. In feite ben je kwaad omdat licht verdwenen is en duisternis is ingetreden. Je kunt alleen kwaad zijn als je onbewust bent, je kunt niet bewust kwaad zijn. Probeer het: of je bent je niet bewust en er is woede, of je blijft bewust en woede krijgt geen kans … je kunt niet bewust kwaad zijn. Wat betekent dat? Het betekent dat de aard van bewustzijn net is als licht en de aard van woede net als duisternis … je kunt ze niet allebei hebben. Als er licht is, kan er geen duisternis zijn; als je bewust bent, kun je niet kwaad zijn.
Mensen komen voortdurend bij me en vragen wat te doen om niet kwaad te zijn. Ze stellen de verkeerde vraag … en als je een verkeerde vraag stelt is het moeilij een juist antwoord te krijgen. Stel eerst de juiste vraag. Vraag niet hoe je duisternis kan verjagen, vraag niet hoe je van je zorgen, je angsten, je verlangens kunt afkomen; analyseer je denken alleen maar en vraag je af waarom die emoties er zijn. Ze zijn er omdat je niet bewust genoeg bent, stel dus de juiste vraag: hoe kan ik steeds bewuster worden? Als je vraagt wat je kunt doen om niet meer kwaad te zijn, zul je slachtoffer worden van een of andere moralist. En als je vraagt hoe je bewuster kunt worden zodat woede niet meer voor je bestaat, dan ben je op het juiste spoor, dan ben je een religieuze zoeker geworden.
Fatsoensleer is een valse munt die mensen misleidt: fatsoensleer is helemaal geen religie. Religie heeft niets te maken met fatsoensleer … wat religie heeft niets te maken met duisternis. Religie is een positieve poging om je te doen ontwaken Religie maakt zich geen zorgen om je karakter; wat jij doet is onbelangrijk en je kunt je karakter niet veranderen. Je mag het versieren, maar je kunt het niet veranderen. Je mag het op een prachtige manier kleuren, schilderen, maar je kunt het niet veranderen.
Er is maar één transformatie, maar één revolutie en die revolutie onstaat niet door je bezig te houden met je karakter, met je handelingen, met wat je doet, maar door je bezig te houden met je wezen.
Zijn is een positief verschijnsel; zodra het wezen alert is, wakker, bewust, dan verdwijnt opeens alle duisternis … je wezen is als de aard van licht.
en het vierde inzicht … en dan kunnen we ons in de sutra verdiepen … is dat slaap net is als duisternis. Het is niet toevallig dat je het moeilijk vindt om te slapen als het licht is, dat is natuurlijk. Duisternis heeft affiniteit met slaap; daarom is het gemakkelijk om ‘s nachts te slapen. Duisternis rondom schept een omgeving waarin je gemakkelijk in slaap kunt vallen.
Wat gebeurt er tijdens de slaap? Je verliest gaandeweg bewustzijn. Er komt een tussenperiode waarin je droomt: dromen betekent half-bewust, half-bewust zijn; precies op de middenweg beweeg jeje langzaam naar totaal onbewustzijn; vanuit de ontwaakte staat beweeg je je naar totaal onbewustzijn. Onderweg onstaan de dromen; dromen betekent alleen maar dat je halfwakker bent en half in slaap. Vandaar dat je je ‘s morgens moe voelt als je gedurende de nacht voortdurend droommt. En als dromen niet worden toegestaan, dan zul je je ook moe voelen … want dromen hebben een bepaalde functie.
In je waak-uren hoop je vele dingen op”gedachten, gevoelens, onafgeronde zaken hangen in je geest. Je zag een mooie vrouw op straat en plotseling kwam er een verlangen in je op. Maar je bent een man van karakter, manieren, beschaaffd, dus druk je het eenvoudig weg, je wilde je verlangen niet voelen en je ging naar je werk … een onafgerond verlangen hangt om je heen. Het verlangen moet afgerond worden, anders zul je niet in staat zijn in diepe slaap te vallen. Het zal je telkens weer terugduwen. Het zal zeggen: “Kom! Die vrouw was werkelijk beeldschoon, haar lichaam was betoverend. en je bent eeb dwaas, wat doe je hier? Zoek haar op, je hebt een kans gemist!”
Het verlangen zal je niet toestaan in slaap te vallen. Je denken schept een droom: weer ben je op straat, die mooie vrouw komt langs, maar nu ben je alleen, zonder enige beschaving om je heen. Er zijn geen manieren nodig, er is geen etiquette nodig; je bent als een dier, je bent natuurlijk, geen fatsoen. Dit is je eigen privé-wereld, geen polistieagent kan binnenkomen, geen rechter kan je veroordelen. Je bent eenvoudig alleen, er is niet eens een getuige. Nu kun je spelen met je begeerte: je zult een seksuele droom hebben. Die droom rondt het hangende verlangen af, dan val je in slaap. Maar als je voortdurend droomt dan voel je je ook moe.
In de Verenigde Staten zijn veel slaaplaboratoria en men heeft het volgende verschijnsel ontdekt: als het iemand niet wordt toegestaan te dromen, wordt hij binnen drie weken krakzinnig. Je kunt iemand steeds opnieuw wakker maken als hij begint te dromen, want eer zijn zichtbare tekens! Als iemand begint te dromen gaan zijn oogleden snel trillen, dat betekent dat hij een droom ziet. Als hij geen droom ziet, zijn z’n oogleden in rust, want alleen bij het zien van een droom gaan de ogen functioneren. Maak hem wakker en doe dat de hele nacht door … binnen drie weken is hij krakzinnig.
Slaap lijkt niet zo noodzakelijk. Als je iemand wakker maakt terwijl hij droomt, zal hij zich moe voelen maar hij zal niet gek worden. Wat betekent dit? Het beteknt dat dromen noodzakelijk zijn. Je bent zo bedriegelijk, je hele bestaan is zo’n illusie … wat Hindoes maya noemen … dat dromen nodig zijn. Zonder dromen kun je niet bestaan: dromen zijn voedsel, dromen zijn je kracht, zonder dromen zul je gek worden. Dromen zijn een ontlading van waanzin en zodra de ontlading gebeurt val je in slaap.
Van waaktoestand val je in droomtoestand en van dromen in slaap.
Elke nacht heeft een normaal mens acht droomcycli en tussen twee droomcycli heeft hij enkele momenten van diepe slaap. In die diepe slaap verdwijnt alle bewustzijn, dan is er volstrekte duisternis. Maar je bent nog op de grens, elke noodtoestand zal je wakker maken: als het huis in brand staat, moet je terugrennen naar je waakbewustzijn; of, als je moeder bent en je kind begint te huilen, zul je terugrennen naar je waaktoestand … dus blijf je op de grens. Je valt in diepe duisternis, maar je blijft op de grens.
Tijdens de dood val je regelrecht naar het centrum. Dood en slaap zijn identiek, de kwaliteit is de zelfde. Als je in slaap valt, val je in de duisternis, volledige duisternis; dat betekent dat je volledig onbewust wordt, de volslagen tegenpool van Boeddhaschap. Enn Boeddha is totaa, wakker en elke nacht val jij in een totaal onwakkere staat, volstrekte duisternis.
In de Gita zegt Krishna tegen Arjuna: als iedereen in diepe slaap is, is de yogi nog wakker. Dat betekent niet dat hij nooit slaapt, maar alleen zijn lichaam slaapt, zijn lichaam rust uit. Hij heeft geen dromen want hij koestert geen verlangens, dus hij kan geen onafgeronde verlangens hebben. En zijn slaap is niet als die van jou … zelfs in de diepste rust is zijn bewustzijn helder, zijn bewustzijn brandt als een vlam.
Elke nacht als je in slaap valt, val je in een diepe onbewusteheid, een coma. In de dood val je in een nog diepere coma. Ze zin als duisternis en daarom ben je bang voor duidternis; want het is als dood zijn. Er zijn mensen die bang zijn om tes slapen, want slaap is als de dood.
Ik heb veel mensen ontmoet die niet kunnen slapen en toch willen slapen. Toen ik hun denken probeerde te begrijpen, besefte ik dat ze in wezen bang zijn. Ze zeggen dat ze willen slapen omdat ze moe zijn, maar diep van binnen zijn ze bang voor de slaap … en dat schept alle problemen. Negen en negentig procent van slapeloosheid onstaat uit angst voor slaap, je bent bang. Als je bang bent voor duisternis, ben je ook bang voor slaap en de angst komt voort uit angst voor de dood. Zodra je begrijpt dat dit alles duisternis is en dat je innerlijke aard licht is, zullen de dingen gaan veranderen: dan bestaat er geen slaap voor jou, alleen rust; dan is er voor jou geen dood, alleen verandering van kleding, van lichaam, alleen een verandering van gewaad. Maar dat kan alleen gebeuren als je innerlijk vlam, je natuur, je innerlijk wezen ver-werkelijkt.
Nu zullen we de sutra binnengaan:
De eeuwenlange duisternis
kan de stralende zon niet omhullen
de langdurige kalpa’s van samsara
kunnen nooit het schitterende licht van het Denken verbergen
Zij die ontwaakt zijn, zijn tot het besef gekomen dat … de eeuwenlange duisternis
de stralende zon niet kan omhullen.

Je mag dan miljoenen levens door duisternis zijn heengegaan, maar de duisternis kan jouw innerlijke licht niet vernietigen want duisternis kan niet agressief zijn. Duisternis is niet: hoe kan iets dat niet is agressief zijn? Duisternis kan licht niet vernietigen … hoe kan duisternis licht vernietigen? Zelfs een kleine vlam kan door duisternis niet vernietigd worden, duisternis kan er bovenop springen, kan er niet mee in conflict zijn … hoe kan duisternis een vlam vernietigen? Hoe kan duisternis een vlam omhullen? Het is onmogelijk, het is nooit gebeurd omdat het niet gebeuren kan.
Maar de mensen denken steeds in termen van conflict; ze denken dat duisternis tegen licht is. Dat is absurt! … duisternis kan niet tegen licht zijn. Hoe kan een afwezigheid tegen datgene zijn waarvan het de afwezigheid is? Duisternis is een voudig afwezigheid, pure afwezigheid, pure ontoereikendheid … hoe kan duisternis tot de aanval over gaan?
Jij blijft zeggen: “Wat kan ik er aan doen?, ik had een woede-aanval” … dat is onmogelijk; “Ik had een aanval van hebzucht” … onmogelijk. Hebzucht kan niet aanvallen, woede kan niet aanvallen: ze zijn als duisternis … en je wezen is licht, dus de mogelijkheid bestaat helemaal niet. Er komt woede, maar dat toont slechts aan dat je je innerlijke vlam geheel en al vergeten bent, je bent hem totaal vergeten, je weet niet eens dat de vlam er is. Dit vergeten, kan de vlam omhullen, niet de duisternis.
Dus de ware duisternis is jouw neiging om te vergeten en dit kan woede, hebzucht, lust, haat, jaloezie binnenlaten … zij vallen niet aan.
Onthoud dit, jij stuurt eerst de uitnodiging en zij accepteren die. Jouw uitnodiging ligt daar … zij kunnen niet aanvallen, ze komen als geïnviteerde gasten. Jij mag dan vergeten zijn dat je ze ooit hebt uitgenodigd, je kunt dat zijn vergeten want je bent jezelf vergeten, alles ben je vergeten.
Je neiging om te vergeten is de ware duisternis.
En door deze vergeetachtigheid gebeurt alles; je bent net als een dronkaard, je bent helemaal vergeten wie je bent, waar je heen gaat, waarom je gaat. Alle rixchtinggevoel is verdwenen, er is geen richting: je bent als een dronkaard. Daarom is de kern van alle religieuze leringen: zelf-herinnering. Vergeetachtigheid is de kwaal, dus is zelf-herinnering het tegengif.
Probeer jezelf te her-inneren … maar je zult zeggen: “Ik ken mezelf en ik herinner mezelf! Waar praat u over?” Probeer het eens: doe je horloge om, kijk naar de secondewijzer en herinner je alleen maar dit: “Ik kijk naar deze wijzer die de seconden aangeeft.” Je bent niet in staat je dit zelfs maar drie seconden te herinneren; je zult het vele malen vergeten … zoiets eenvoudigs: “Ik kijk en zal me herinneren dat ik kijk.”
Jet vergeet het, er komt van alles in je hoofd op: je hebt een afspraak en terwijl je naar het klokje zit te kijken komt die associatie in je hoofd: “Ik moet om vijf uur een vriend ontmoeten.” Plotseling komt die gedachte op en je bent vergeten dat je zit te kijken. Alleen door het horloge te bekijken denk je aan zwitserland want daar is het gemaakt. Alleen maar door naar je horloge te kijken kun je gaan denken: “Wat een sufferd ben ik toch. Wat zit ik hier m’n tijd te verdoen.” Maar je bent zelfs geen drie opeenvolgende seconden in staat je te herinneren dat je naar een secondewijzer zit te kijken.
Als jij een minuut zelf-herinnering kunt opbrengen beloof ik dat ik een Boeddha van je maak. Eén minuut maar, zestig seconden, dat is genoeg. Je denkt: “Wat banaal, zo gemakkelijk? “… dat is het niet. Je weet niet hoe intens vergeetachtig je bent. Je zult niet in staat zijn dit een minuut onophoudelijk te doen, zonder dat er een gedachte opkomt die je zelf-herinnering verstoort.
Dit is de ware duisternis.
Als je je herinnert, word je licht.
Als je vergeet, word je duisternis.
En uiteraard wordt de duidternis bevolkt door alle mogelijke dieven; rovers vallen je aan, er zullen alle mogelijke ongelukken gebeuren.
Zelf-herinnering is de sleutel. Probeer je steeds meer te herinneren, want telkens wanneer je je meer en meer herinnert, word je gecentreerd, kom je bij jezelf terecht; je ronddolende geest valt terug op je eigen zelf. Je bent altijd ergens anders: het denken schept voortdurend nieuwe verlangens en jij doet niet anders dan het denken volgen en het in alle mogelijke richtingen achtervolgen. Daarom ben je zo gespleten, je bent geen geheel en je vlam, je innerlijke vlam, blijft walmen … een blad in een sterke wind.
Als je innerlike vlam niet meer walmt ga je plotseling door een mutatie heen, een transformatie, er wordt een nieuw wezen geboren … dat wezen zal licht van aard zijn. Op dit moment ben je nog duister van aard, je bent eenvoudig een afwezigheid van iets dat mogelijk is.
In feuite ben je nog niet, je bent nog niet geboren, maar je bent door zeer veel geboorten heengegaan en zovele malen gestorven, maar je bent nog niet geboren. Je ware geboorte moet nog plaatsvinden en dit is de geboorte: als je je innerlijke aard transformeert van vergeetachtigheid naar zelf-herinnering.
Ik geef je geen enkele discipline en zeg niet “Doe dit en laat dat.” Mijn discipline is zeer eenvoudig. Mijn discipline is: doe wat je wilt … maar doe het met zelf-herinnering; herinner je wat ja aan het doen bent. Terwijl je loopt, herinner je dat je loopt. Je hoeft het niet te verwoorden want verwoording zal niet helpen; dat op zichzelf is afleiding. Je hoeft niet te lopen en in jezelf te zeggen “ik loop’, want als je zegt “ik loop, ik loop”, dan werkt dat het vergeten in de hand, dan zul je niet in staat zijn je te herinneren. Onthoud het alleen maar, dan is het niet nodig er woorden aan te geven.
Ik moet woorden gebruiken omdat ik tot jullie spreek, maar als je loopt, onthoud dan het verschijnsel, het lopen; elke stap moet bewust gedaan worden, Terwijl je eet, eet. Ik zeg niet wat je moet eten en wat je niet moet eten. Eet wat je wilt, maar blijf je herinneren dat je aa het eten bent. En je zult al gauw merken dat het onmogelijk is om veel dingen tegelijk te doen.
Met zelf-herinnering kun je geen vlees eten, onmogelijk. Het onmogelijk om gewelddadig te zijn als je je her-innert. Het is onmogelik om iemand pijn te doen als je je her0innert, want als je je zelf her-innert, zul je plotseling datzelfde licht zien, dezelfde vlam brandt overal, in ieder lichaam, in iedere eenheid. Hoe beter je je eigen aard kent, hoe beter je de ander door-ziet. Hoe kun je doden om te eten? Het wordt onmogelijk. Niet dat je je er in kunt oefenen … als je het beoefent, is het onecht. Als je oefent om geen dief te zijn is het onecht; dan ben je een dief, je zult subtiele wegen vinden. Als je geweldloosheid beoefent, ligt achter jouw geweldloosheid geweld verborgen.
Nee, religie kan niet beoefent worden. Fatsoensnormen kunnen beoefend worden, daarom scheppen fatsoensnormen huichelarij, fatsoensnormen scheppen onechte gezichten. Religie schept het authentieke wezen, religie kan niet worden beoefend. Hoe kun je het wezen beoefenen? Je wordt eenvoudig bewuster en dan gaan de dingen veranderen. Je wordt steeds meer als licht en duisternis verdwijnt.
De eeuwnlange duisternis kan de strakende zon niet omhullen …
Miljoenen levens, eeuwen, heb je in duisternis rondgedoold … maar voel je niet teneergeslagen en voel je niet hopeloos, want zelfs als je miljoenen levens in duisternis gelleefd hebt, kun je op ditzelfde moment het licht bereiken.
Kijk: een huis was honderd jaar gesloten, donker, je gaat naar binnen en onsteekt het licht. Zal de duisternis zeggen: “Ik ben honderd jaar oud en dit licht is nog maar een baby?” Zal de duisternis zeggen: “Ik ga niet weg. Je zult op zijn minst honderd jaar licht moeten branden, alleen dan zal ik verdwijnen?” Nee, zelfs een babyvlam is voldoende om zeer bejaarde duisternis te doen verdwijnen. Waarom? Want honderdjarige duisternis moet zich diep hebben geworteld. Maar nee, duisternis kan zich niet diep wortelen want duisternis is niet. Het duister wacht op het licht … op het moment da licht intreedt verdwijnt het; het kan geen weerstand bieden want het heeft geen positief bestaan.
Mensen komen bij me en zeggen: “U leert dat plotseling Verlichting mogelijk is. Hoe zit het dan met onze vorige leven en ons karma?” Daar heb je niets mee te maken … dat behoord tot de duisternis. Je kunt moorden hebben gepleegd, je kunt een dief zijn geweest, een rover, een Hitler of een Ghenghis Kan, het ergste dat maar mogelijk is, maar dat maakt geen enkel verschil. Zodra je jezelf herinnert, is er licht en je gehele verleden verdwijnt onmiddelijk; het kan zelfs geen seconde aanwezig blijven. Je hebt gemoord, maar je kunt geen moordenaar worden; je moordde omdat je je niet bewust was van jezelf, je was je niet bewust wat je aan het doen was.
Van Jezus wordt gezegd dat hij aan het kruis zei: “Vader, vergeef hen want ze weten niet wat ze doen.” Hij zei alleen maar: “Het licht schijnt niet in deze mensen, ze herinnenren zich niet wie ze zijn. Ze handelen volledig uit vergeetachtigheid, ze strompelen voort in duisternis. Vergeef hen, ze zijn niet verantwoordelijk voor wat ze doen.” Hoe kan iemand die zich niet herinnert wie hij is, verantwoordelijk zijn?
Als een dronaard een moord pleegt, wordt hij zelfs door de rechter vergeven als bewezen kan worden dat hij volledig onbewust handelde. Want hoe kun je iemand verantwoordelijk stellen? Je kun zeggen dat hij verantwoordelijk is voor zijn drinken, maar je kunt niet zeggen dat hij verantwoordelijk is voor moord. Als een gek iemand vermoordt, dient hij vergeven te worden want hij is zichzelf niet.
Verantwoordelijkheid betekent herinnering.
Wat je ook hebt gedaan, ik zeg je, maak je geen zorgen. Het gebeurde omdat je je er niet van bewust was. Verlicht je innerlijke vlam … vind hem, zoek hem, hij is er … en plosteling verdwijnt je gehele verleden alsof alles een droom was. In wezen was het ook een droom want je was je er niet van bewust. Alle karma gebeurde in een droom, karma is van de zelfde stof als dromen.
Je hoeft niet te wachten tot je karma vervuld is … als je dat doet dan kun je een eeuwigheid wachten. Zelfs dan zul je niet uit het wiel gestapt zijn want je kunt eenvoudig niet op de eeuwigheid wachten: intussen zul je van alles doen en dan kan de vicieuze cirkel nooit gesloten worden. Je zult steeds doorgaan en door nieuwe dingen verstrikt raken in andere toekomstige dingen … hoe komt daar ooit een einde aan? Nee, het is niet nodig. Het enige is, wees je meer bewust van wat je doet en plotseling zal alle karma wegvallen. In een kort ogenblik van intens bewust zijn verdwijnt het hele verleden, wordt afval.
Dit is een van de meest fundamentele dingen die het Oosten heeft ontdekt. Christendom kan dit niet begrijpen, Mohammedanen kunnen het niet begrijpen.
Hindoes zijn werkelijk een van de vermetele rassen, ze zijn doorgedrongen tot de diepste kern van het probleem, het probleem is niet handelen, het probleem is zijn. Zodra je je innerlijk zijn en het licht verwerkelijkt, ben je niet meer van deze wereld; wat er ook in het verleden gebeurde, gebeurde in een droom. Daarom zeggen Hindoes dat deze wereld een droom is … alleen jij bent geen droom; al het andere is een droom.
Zie de schoonheid van deze waarheid”alleen de dromer is geen droom want de dromer kan geen droom zijn … anders kan de droom niet bestaan. Op z’n minst moet iemand, de dromer, een werkelijk verschijnsel zijn.
Overdag ben je wakker en doe je van alles; je gaat winkelen, je gaat naar de markt, je werkt op het land of in een fabriek en je doet duizenden dingen. ‘s Nachts, als je slaapt, vergeet je alles over je werk, het verdwijnt … een nieuwe wereld opent zich, de wereld van de droom. Nu menen de geleerden dat aan dromen dezelfde tijd besteed moet worden als aan wakker zijn. Het zelfde aantal waakuren dient besteed te worden aan dromen: als gedurende zestig jaar twintig jaar besteed werd aan werk in ontwaakte staat, dan moet er twintig jaar besteed worden aan dromen; dezelfde tijd, precies de zelfde tijd moet aan dromen besteed worden. Dus is dromen niet minder werkelijk, het is van de zelfde hoedanigheid.
‘s Nachts droom je, je vergeet de wereld waarin je wakker was. In diepe slaap vergeet je zowel de waak-wereld als je droom-wereld. ‘s Morgens komt de waakwereld weer tot leven en vergeet je alles over je dromen en je slaap. Maar een ding blijft voortdurend … JIJ. Wie herinnert zich de dromen? Wie zegt ‘s morgens: “Ik heb vannacht gedroomd?” Wie zegt ‘s morgens: “Vannacht heb ik heel diep geslapen zonder een enkele droom?” Wie?
Er moet een getuige zijn, die er buiten staat, die er altijd buiten staat en toekijkt. Ontwaken, dromen, slaap en iemand staat aan de kant en kijkt steeds toe. Dit alleen is werkelijk, omdat het bestaat in welke staat je je ook bevindt. Situaties komen en gaan, maar de gene die toekijkt blijft, dit is het enige blijvende in jou.
Richt je steeds meer tot ie getuige. Word steed waakzamer en word steeds meer een getuige. Wees liever een getuige in de wereld, een toeschouwer, dan een acteur. Al het andere is een droom, alleen de dromer is waarheid. Hij moet waar zijn, waar kunnen je dromen anders plaatsvinden? Hij is het uitgangspunt; illusies kunnen alleen plaats vinden als hij er is.
En zodra je je herinnert, begin je te lachen. Wat was dat voor leven, zonder herinnering? Je was een dronkaard, die zich van de ene staat naar de andere voortbewoog zonder te weten waarom, zonder richting dreef je voort. Maar:
De eeuwenlange duisternis
kan de stralende zon niet omhullen;
de langdurige kalpa’s van samsara …
vele vele eeuwen, aeonen in deze wereld, kalpa’s,
… kunnen nooit het schitterende licht van het Denken verbergen.
Het is er altijd, het is je wezen zelf.
Hoewel woorden worden gesproken om de Leegte te verklaren,
kan er aan de Leegte zelf nooit uiting worden gegeven,
hoewel we zeggen ‘het Denken is een helder licht’,
gaat het alle woorden en symbolen te boven.
Het volgende zal je helpen je begrip te verdiepen. Er zijn drie toegangswegen tot de werkelijkheid: de ene is de emprische benadering, de benadering van het wetenschappelijke denken … onderzoek, onderzoek de objectieve wereld en tenzij, door dat onderzoek, iets wordt bewezen, accepteer het dan niet. Dan is er nog een andere benadering, die van het logische denken. Degene die logisch denkt doet geen onderzoek; hij denkt eenvoudig na, argumenteert, vindt pro’s en contra’s en alleen door denkpogingen, redeneringen, trekt hij conclusies. En dan is er een derde benadering, de metaforische, de benadering van de poëzie … en die van de religie. Dit zijn de drie benaderingen: drie dimensies waardoor men de werkelijkheid tracht te benaderen.
Wetenschap kan het object niet voorbijgaan want haar benadering schept beperking. Wetenschap kan het iterlijke niet voorbijgan, want onderzoekingen zijn alleen mogelijk met het uiterlijk. Filosofie, logica, kan het subjectieve niet voorbijgaan want ze is een denkpogong, je werkt er aan met jouw denken. Je kunt het denken niet uitschakelen, je kunt het denken niet voorbijgaan. Wetenschap is objectief: logica, filosofie is subjectief. Religie gaat verder, poëzie gaat verder: ze zijn een gouden brug, ze verbinden het object met het subject. Maar dan wordt alles een chaos … uiteraard zeer creatief; in feite bestaat er geen creativiteit zonder chaos. Maar niets is meer te onderscheiden, indelingen verdwijnen.
Ik zou het zo willen zeggen: wetenschap is een dag-benadering , twaalf uur ‘s middags, alles is helder, bepaald, begrensd en je kunt de ander goed zien. Logica is een nacht-benadering, tastend in het duister met alleen het denken, zonder enig onderzoekingspunt, alleen het denken.
Poëzie en religie zijn schemering-benaderingen, precies in het midden:
De dag is er niet meer,
de helderheid van twaalf uur ‘s middags is voorbij.,
de dingen zijn niet zo afgebakend, helder.
De nacht is nog niet gevallen,
de duisternis heeft nog niet alles omhuld.
Duisternis en daglicht ontmoeten elkaar,
er is een zacht grijs,
niet wit niet zwart …
grenzen vervagen en gaan in elkaar over,
alles zonder onderscheid,
alles is al het andere.
Dit is de metaforische benadering.
Daarom gebruikt men in poëzie beeldspraak … en religie is de uiterste poëzie, religie spreekt in beelden. Let wel, neem deze beeldspraken niet letterlijk anders mis je waar het om gaat. Als ik zeg ‘het innerlijke licht’, neemt dat dan niet letterlijk, nee. Als ik zeg ‘het innerlijke is licht’, dan is dat beeldspraak. Er wordt op iets gewezen, maar het wordt niet afgebakend, niet gedefinieerd; het lijkt op licht, het is geen licht … het is beeldspraak.
En dat wordt een probleem want religie spreekt in beelden, zij kan niet anders, want er is geen andere weg. Als ik een andere wereld heb gezien met bloemen die op aarde niet bestaan en ik kom jou tegen en praat over die bloemen, wat moet ik dan doen? Ik ga beeldspraak gebruiken, vergelijkingen. Ik zal zeggen ‘zoals rozen’ … maar het waren geen rozen; warom zou ik anders zeggen ‘zoals rozen’, dan had ik beter kunnen zeggen ‘rozen’. Maar het zijn geen rozen, ze zijn van een andere kwaliteit.
‘Zoals’ betekent dat ik probeer een brug te slaan van mijn kennis van de andere wereld naar jouw kennis van deze wereld … vandaar vergelijkingen, beeldspraak. Je wwet wat rozen zijn; je kent de bloemen van de andere wereld niet. Ik ken de bloemen van de andere wereld en probeer van die wereld iets aan jou over te dragen dus zeg ik dat ze zijn als rozen. Wees niet boos op me als je de andere wereld bereikt en je vindt er geen rozen; sleep me niet voor de rechtbank … want ik heb het nooit letterlijk zo bedoeld. Alleen de kwaliteit van een roos wordt aan gegeven; een gebaar, een vingerwijzing naar de maan. Maar klamp je niet vast aan die vinger, die vinger doet er niet toe … kijk naar de maan en vergeet de vinger. Dat is de bedoeling van beeldspraak; klamp je niet vast aan beeldspraak.
Velen dobberen in duistere poelen omdat ze zich vastklampen aan de beeldspraak. Ik praat over het innerlijke licht … na enkele dagen komen er direct al een aantal mensen naar me toe die zeggen: ‘Ik heb het innelijke licht gezien’; ze hebben de rozen gevonden in de andere wereld … ze bestaan daar niet. Door deze overdrachtelijke taal krijgen ze verbeeldingkracht.
P.D. Ouspensky heeft een woord bedacht dat hij altijd gebruikte, imaginazione. Zodra iemand begon te praten over innerlijke ervaringen: ‘De kundalini kwam in beweging: ik heb licht gezien in mijn hoofd; chakra’s gaan open’, stopte hij hem ogenblikkelijk en zei: “Imaginazione“. De mensen vroegen dan: “Wat is imagazione?” Hij zei: “De verbeeldingsziekte”, en sprak er niet meer over. Hij zei onmiddelijk: “Stop! Je bent slachtoffer geworden.”
Religie spreekt in beelden … er is geen andere manier want religie spreekt over de andere wereld, over gene zijde. Religie tracht vergelijkingen te vinden met deze wereld, ze gebruikt woorden die niet ter zake doen, maar op een of andere manier zijn deze niet ter zake doende woorden, de enige beschikbare woorden, dus moet je ze gebruiken.
Poëzie kun je gemakkelijk begrijpen, religie is moeilijk, want met poëzie weet je al dat het famtasie is, dus is er geen probleem. Wetenschap kun je gemakkelijk begrijpen want je weet dat het geen fantasie is, weteschap is een empirisch feit. Poëzie kun je gemakkelijk begrijpen, je weet dat het poëzie is, niets meer dan poëzie, punt uit …verbeelding. Goed! Prachtig! Je kunt er verrukt van zijn … poëzie is geen waarheid.
Wat doe je met religie? … en religie is de uiterste poëzie. En ze is geen verbeelding. En ik zeg je, ze is empirisch, net zo empirisch als wetenschap … maar ze kan geen wetenschappelijke terminilogie toepassen want die is objectief. Ze kan geen filosofische terminilogie gebruiken, want die is subjectief. Ze moet iets gebruiken dat noch het een noch het andere is, ze moet gebruik maken van iets dat beide overbrugt … ze maakt gebruik van poëzie.
Alle religie is uiterste poëzie, wezenlijke poëzie. Je kunt geen groter dichter vinden dan Boeddha. Natuurlijk heeft hij nooit getracht een gedicht te schrijven. Ik ben hier met jullie; ik ben een dichter; ik heb nooit een gedicht geschreven, zelfs geen haiku, maar ik spreek voortdurend in beelden, ik probeer voordurend het hiaat te overbruggen dat door wetenschap en filosofie geschapen wordt. Ikprobeer je gevoel te geven voor het geheel, het onscheidbare.
Wetenschap is half, filosofie is half … wat te doen? Hoe kan ik jullie gevoel geven voor het geheel? Als je diep doordringt in filosofie, zul je tot hetzelfde inzicht komen als Shakara. Hij zei: “De wereld is illusie, ze bestaat niet … alleen bewustzijn bestaat.” Dit is te eenzijdig. Als je met de geleerden meegaat, zul je op het zelfde punt uitkomen waarop Marx uitkwam … Marx en Shankara zijn polaire tegenstellingen … Marx zeg: “Er is geen bewustzijn … alleen de wereld bestaat.” En ik weet dat beiden zowel gelijk hebben als ongelijk. Beiden hebben gelijk, want ze spreken halve waarheden; en beiden hebben ongelijk, want ze ontkennen de andere helft. En als ik moet praten over het geheel, hoe kan ik dat dan doen? Poëzie is de enige manier, beeldspraak is de enige uitweg.
Onthoud dit:
Hoewel woorden worden gesproken om de Leegte te verklaren,
kan er aan de Leegte zelf nooit uiting worden gegeven.
Daarom blijven wijzen erop aandringen dat ‘Wat we ook zeggen, we kunnen het niet zeggen. Het is niet uit te drukken en toch trachten we er uiting aan te geven.’ Ze leggen daar altijd de nadruk op want de mogenlijkheid bestaat dat je hen letterlijk neemt.
De Leegte is leegte in die zin, dat niets van jou daar overblijft; maar de Leegte is geen leegte in andere zin, want het Geheel zal er in afdalen … de Leegte wordt het meest volmaakte, vervulde verschijnsel. Dus wat te doen? Als je zegt ‘Leegte’, denkt het verstand plotseling dat er niets is; waarom zou je je dan zorgen maken? En als je zegt dat het geen leegte is, maar het meest vol-maakte zijn … dan treedt het ego binnen. Om het ego los te laten wordt het woord ‘leegte’ benadrukt. Maar om je opmerkzaam te maken op het feit dat de Leegte niet werkelijk een leegte is, wordt er ook gezegd dat zij gevuld is met het Geheel.
Als jij er niet bent, treedt het gehele bestaan in jou binnen.
Als de druppel verdwijnt, wordt hij de oceaan.
Hoewel we zeggen ‘het Denken is een helder licht’
, zegt Tilopa,
gaat het alle woorden en symbolen te boven.
Laat je niet misleiden door de beeldspraak, ga je niet verbeelden dat er een licht is van binnen. Het is erg gemakkelijk … imaginazione. Je kunt je ogen sluiten en je een licht voorstellen; je bent zo’n dromer, je kunt zoveel dingen dromen, waarom dan geen licht?
Het denken heeft het vermogen om alles te scheppen wat je wilt, je hoeft alleen maar een beetje door te zetten. Je kunt prachtige vrouwen in je hoofd scheppen, waarom dan geen licht? Wat is er verkeerd aan licht? Je kunt zulke prachtige vrouwen in je hoofd scheppen dat iedere werkelijke vrouw je onbevredigd laat omdat ze er nooit aan zal kunnen tippen. Je kunt een hele ervaringswereld van binnen scheppen.
Ieder zintuih heeft zijn eigen verbeeldingscentrum.
In hypnose werkt de verbeelding op volle toeren en rede valt geheel weg, want rede vakt door hynose in slaap. Hynose is niets anders dan de slaap van de rede, van de twijfelaar, dan functioneert verbeelding op volmaakte wijze. Dan is er geen rem, alleen gas geven … je gaat maar door zonder enige remming.
In hypnose kun je je van alles verbeelden: als je aan iemand die onder hypnose is een ui geeft en je zegt: “Hier heb je een prachtige appel, heerlijk”, dan zal hij de ui opeten en zeggen: “Wat een mooie appel, ik heb werkelijk nog nooit zo’n heerlijk appel gegeten.” Als je hem een appel geeft en je zegt: “Hier heb je een ui”, zullen z’n ogen gaan tranen en hij zal zeggen: “Wat een sterke ui”… terwijl hij een appel eet. Wat gebeurt er? De twijfelaar is niet meer, het is hypnose, de twijfelaar slaapt. Nu functionaart de verbeelding en er is geen controle … en dit is ook het probleem bij religie.
Religie heeft vertrouwen nodig. Vertrouwen betekent dat het twijfelende vermogen van het denken in slaap valt, zoals bij hypnose. Dus als mensen tegen je zeggen ‘die Rajneesh heeft je gehypnotiseerd’, dan hebben ze voor een deel gelijk: als jij me vertrouwt, is het als hypnose; in volle waaktoestand heb je je rede laten vallen … nu functioneert verbeelding op volle toeren, nu ben je in een gevaarlijke situatie.
Als je verbeelding toelaat, kun je je van alles verbeelden: kundalini komt naar boven, chakra’s openen zich; alle mogelijke dingen kun je je verbeelden en ze zullen allemaal gebeuren. En ze zijn prachtig … maar niet waar. Dus als je iemand vertrouwt, moet je in het vertrouwen zelf waken voor verbeelding. Vertrouw, maar word geen slachtoffer van je verbeelding. Wat er hier ook gezegd wordt, is beeldspraak. En onthoud altijd … alle ervaringen zijn verbeelding, alle ervaringen zeg ik je, zonder uitzondering … alleen degene die ervaart is de waarheid. Dus wat je ook ervaart, schenk er geen aandacht aan en ga er niet over opscheppen, Onthoud alleen maar dat alle ervaringen verbeelding zijn … alleen degene die ervaart is waar. Schenk aandacht aan die getuige; richt je op de getuige en nietop de ervaring. Hoe mooi ook, alle ervaringen zijn droom-achtig en men moet ze alle te boven gaan.
Dus, religie is poëzie, men moet in overdrachtelijke zin spreken. De discipel is in diep vertrouwen, hij kan gaakkelijk slachtoffer worden van verbeelding … je moet zeer waakzaam zijn. Vertrouw, luister naar de beeldspraak, maar onthoud dat het beeldspraak is. Vertrouw … er zal van alles gebeuren, maar onthoud: alles is verbeelding behalve jj. En je moet tot een punt komen waar geen ervaring meer is; alleen degene die ervaart zit stilletjes in zijn innerlijke verblijfplaats, nergens ervaring, geen object, geen licht, geen bloeiende bloemen, nee, niets.
Lin Chi zat in z’n klooster, een klein klooster op een heuveltop. Hij zat onder een boom bij een rots en iemand vroeg: “Wat gebeurt er als iemand de Waarheid bereikt?” En Lin Chi antwoordde: “Ik zit hier alleen … wolken drijven voorbij en ik kijk; en seizoenen komen en ik kijk; en soms komen er bezoekers en ik kijk. En ik zit hier alleen.”
Uiteindelijk blijft alleen de getuige, het bewustzijn, alles bekijken. Alle ervaringen verdwijnen, alleen de achtergrond zelf van alle ervaringen blijft over. Jij blijft over, alles is verdwenen. Onthoud dit, want bij mij vertrouw je en ik spreek in beelden … dan is verbeelding mogelijk. Imaginazione: let op die kwaal.
Hoewel we zeggen ‘het Denken is een helder licht’,
gaat het alle woorden en symbolen te boven.
Hoewel het Denken in wezen leegte is,
omvat en bevat het alle dingen.
Deze beweringen lijken tegenspraken: je zegt dat het denken leegte is en het volgende moment zeg he dat het allen an alles omvat. Waarom deze tegenspraken? Het is alleen maar de aard van alle religieuze ervaringen. Beeldspraak moet worden gebruikt … en onmiddelijk dien je op te letten dat je geen slachtoffer wordt van de beeldspraak.
Het is in weze leegte,
maar het bevat alle dingen.
Als je totaal leeg wordt
dan alleen zul je vervuld zijn.
Als jij niet meer bent,
dan alleen ben jij voor het eerst.
Zegt Jezus,
‘Als je jezelf verliest, zul je bereiken.
Als je je aan jezelf vastklampt, zul je verliezen.
Als je sterft zul je herboren worden.
Als je jezelf volledig onzichtbaar kunt maken,
zul je eeuwig worden, je zult de eeuwigheid zelve worden.’
Dit is beeldspraak … maar als je vertrouwt, als je liefhebt, als je toelaat dat je hart zich voor mij opent, dan zul je in staat zijn te begrijpen. Dat begrip gaat alle begrippen te boven. Het is niet intellectueel, het is van hart-tot-hart. Het is een energiesprong van het ene hart naar het andere.
Ik ben hier en ik probeer met jullie te praten, maar dat komt op de tweede plaats. Het belangrijlste is dat je je opent zodat ik mijzelf ij jou kan schenken. Als mijn gepraat helpt om jullie ontvankelijker te maken, dan heeft het zijn werk gedaan. Ik probeer biet iets tegen je te zeggen. Ik probeer je alleen maar ontvankelijker te maken … dat is voldoende. Dan kan ik mezelf in jou schenken … en alleen als je me proeft zul je in staat zijn te begrijpen wat ik zeg.

0 comments: