II. De kern van alle problemen

Het lied vervolgt:
Als men niets ziet terwijl men in de ruimte staart;
als men dan met de geest het denken observeert,
vernietigd men verschillen
en bereikt Boeddhaschap.
De wolken die langs de hemel drijven
hebben geen wortels, geen huis;
net zo min als de verschillende gedachten
die drijven door de geest.
Zodra het Zelf-denken wordt gezien,
stopt onderscheid.
In de ruimte krijgen vormen en kleuren gestalte,
maar noch door zwart noch door wit wordt de ruimte gekleurd.
Vanuit het Zelf-denken komen alle dingen voort,
het denken wordt door deugd en ondeugd niet bedoezeld.

II. De kern van alle problemen
12 februari 1975
 
DE KERN VAN ALLE PROBLEMEN is het denken zelf.
Dus moeten we allereerst begrijpen wat dit denken is, van wat voor stof het is gemaakt; of het een entiteit is of uitsluitend een proces; of het stoffelijk is, of droomachtig. Als je de aard van het denken kent, zul je pas in staat zijn de problemen in je leven op te lossen.
Je kunt het proberen, maar als je individuele problemen tracht op te lossen is dat gedoemd te misluken … dat is absoluut zeker: Want in feite bestaat er geen individueel probleem: denken is het probleem. Als je het een of ander probleem hebt opgelost, zal het niet helpen want de essentie blijft onaangetast.
Het is net als takken snoeien, bladeren weghalen maar niet de boom uitroeien. Er zullen nieuwe bladeren onstaan en nieuwe takken ontspruiten … zelfs meer dat voordien; snoeien dient om een boom te laten uitdijen. Je gevecht is zinloos, dwaas, als je niet weet hoe je de boom moet uitroeien. Je zult jezelf vernietigen, niet de boom.
Met vechten verlies je energie, tijd, leven en de boom wordt sterker en sterker, dikker, dichter. En dan begrijp je niet wat er gebeurt: je werkt toch zo hard en probeert het ene probleem na het andere op te lossen en de problemen groeien, worden groter en nemen in aantal toe. Als er één probleem is opgelost, komen er opeens tien voor in de plaats.
Probeer geen individuele problemen op te lossen … ze zijn er niet: denken zelf is het probleem. Maar het denken is ondergronds verborgen; daarom noem ik het de kern, het is niet duidelijk zichtbaar. Wanneer er een prbleem op je weg komt, is het bovengronds, je kunt het zien … daarom word je erdoor misleid.
Onthoud altijd dat het zichtbare niet de kern is; de kern blijft altijd onzichtbaar, de kern is altijd verborgen. Vecht nooit met het zichtbare, anders vecht je met schaduwen. Je zult je leven verspillen, er zal geen enkele transformatie in je leven plaats vinden: dezelfde problemen steken keer op keer de kop op. Observeer je eigen leven en dan zul je zien wat ik bedoel. Ik geef geen theoretische beschouwing over het denken, ik heb het alleen over het ‘feitelijke’ ervan. Dit is het feit: denken moet worden opgelost.
Mensen komen bij me en vragen: ‘Hoe kan ik een vreedzame geest krijgen?’ Ik zeg ze: ‘Er bestaat niet zoiets als een vreedzame geest. Nooit van gehoord.’
Denken is nooit vreedzaam … ‘niet-denken’ is vrede. Het denken zelf kan noooit vreedzaam, stil zijn. Het eigene van denken is in spanning zijn, in verwarring zijn. Denken kan noit helder zijn, het kan niet helder zijn want denken is van nature verwarring, bewolking. Helderheid is mogelijk zonder denken, vrede is mogelijk zonder denken, stilte is mogelijk zonder denken. … probeer dus nooit een stille geest te krijgen. Als je het probeert beweeg je je voort in een onmogelijke dimensie.
Het allereerste dat we moeten begrijpen is de aard van het denken, alleen dan kan er iets aan worden gedaan.
Als je toekijkt, zul je nooit een entiteit als denken tegenkomen. Het is geen ding, het is een proces; het is geen ding, het is als een menigte. Individuele gedachten bestaan, maar ze bewegen zo snel dat je de hiaten ertussen niet kunt zien. De pauzes kunnen niet worden waargenomen want je bent niet bewust en alert genoeg, je hebt een dieper inzicht nodig. Als je ogen dieper kunnen zien, zul je plotseling een gedachte zien, een andere gedachte, een andere gedachte … maar geen denken.
Gedachten samen, miljoenen gedachten, geven jou de illusie dat denken bestaat. Het is net een menigte, miljoenen mensen vormen een menigte: is er zoiets als een menigte? Kun je de menigte vinden, los van de individuen die daar staan? Maar ze staan daar te zamen en hun samenzijn geeft jou het gevoel dat er zoiets als een menigte bestaat … er bestaan alleen individuen.
Dit is het eerste inzicht in het denken. Sla het gade en je zult gedachten vinden, maar je zult nooit het denken tegenkomen. En als het jouw eigen ervaring wordt … niet omdat ik het zeg, niet omdat Tilopa erover zingt, nee, dat zal niet veel helpen … als het jouw ervaring wordt van je eigen weten, dan zal er plotseling veel veranderen. Omdat je de diepte van het denken hebt begrepen, kunnen vele dingen volgen.
Sla het denken gade en zie waar het is. Je zult gedachten voelen drijven er zijn pauzes. En als je gedurende lange tij toekijkt, dan zul je zien dat er meer pauzes zijn dan gedachten, want iedere gedachte moet gesceiden worden van een andere gedachte; in feite moet ieder woord gescheiden zijn van een ander woord. Hoe dieper je gaat, hoe meer hiaten je zult vinden, grotere en grotere hiaten. Een gedachte drijft, dan komt er een hiaat waarin geen gedachte bestaat; dan volgt er een andere gedachte en een ander hiaat. Als je onbewust bent kun je de hiaten niet zien; je springt van de ene gedachte naar de andere en je ziet nooit een hiaat, Als je je ervan bewust wordt, zul je steeds meer hiaten zien. Als je volmaakt bewust wordt, dan zullen mijlen hiaten je geopenbaard worden.
En in die hiaten gebeuren satori’s.
In die hiaten, komt de gast.
In die hiaten, wordt God verwerkelijkt,
of hoe je het ook maar wilt benoemen.
En als bewust zijn absoluut is,
dan is er slechts een onmetelijk hiaat van nietsheid.
Het is als wolken: wolken bewegen en ze kunnen zo dik zijn dan je de hemel die er achter ligt niet kunt zien. Het onmetelijke blauw van de hemel is verdwenen en je bent bedekt met wolken. Maar je blijft kijken: een wolk beweegt en een andere is nog niet in zicht … en plotseling kijk je in het blauw van de onmetelijke lucht.
Hetzelfde gebeurt van binnen: jij bent het onmetelijke blauw van de lucht en gedachten zijn net als drijvende wolken om je heen, waarmee je wordt gevuld. Maar de hiaten bestaan, de hemel bestaat. Een glimp krijgen van de hemel is een satori en de hemel worden is samadhi. Van satori naar samadhi, het hele proces, is een diep inzicht in het denken, niets anders.
Ten eerste: denken bestaat niet als entiteit, alleen gedachten bestaan. Ten tweede: gedachten bestaan gescheiden van jou, ze zijn niet een met jouw natuur, ze komen en gaan … jij blijft, jij gaat door. Je bent als de hemel: de hemel komt nooit, gaat nooit, is er altijd. Wolken komen en gaan, ze zijn tijdelijke verschijnselen, ze zijn niet eeuwig. Zelfs als je probeert een gedachte vast te houden, kun je dat niet lang, ze moet gaan, ze heeft haar eigen geboorte en dood. Gedachten zijn niet van jou, ze behoren jou niet toe. Ze komen als bezoekers, gasten, maar ze zijn niet de gastheer.
Sla het proces zo diep mogelijk gade, dan word je gastheer en gedachten zullen de gasten zijn. En als gasten zijn ze prachtig, maar als je helemaal vergeet dat jij gastheer bent en zij worden gastheren, dan begint de ellende. Dat is wat hel is. Jij bent meester van het huis, het huis behoort aan jou en gasten zijn de meesters geworden. Ontvang hen, zorg voor hen, maar identificeer je niet met hen; anders zulllen ze meesters worden.
Het denken wordt het probleem want je hebt de gedachte zo diep in je opgenomen, dat je geheel en al vergeten bent afstand te nemen, je bent vergeten dat ze gasten zijn die komen en gaan.
Natuurlijk zijn er slechte en goede gasten, maar je hoeft je over hen geen zorgen te maken. Een goede gastheer behandelt alle gasten op dezelfde manier, zonder enig onderscheid; een goede gastheer is gewoon een goede gastheer: een slechte gedachte komt en hij behandelt haar op dezelfde manier als een goede gedachte. Het is zijn zaak niet of de gedachte goed is of slecht.
Wat doe je zodra je onderscheid maakt en deze gedachte als goed beschouwt en die gedachte als slecht? Je brengt de goede gedachte dichterbij en je duwt de slechte gedachte vererweg. Vandaag of morgen ga je je identificeren met de goede gedachte; de goede gedachte wordt gastheer. En iedere gedachte die gastheer wordt, schept ellende … want dit is niet de waarheid; de gedachte is een huichelaar en je raakt geïdentificeerd. Identificatie is de kwaal.
Gurdjieff zei altijd dat er maar een ding nodig is: niet geïdentificeerd raken met dat wat komt en gaat. Eerst komt de moergen, dan komt de middag, dan komt de avond en ze gaan weer voorbij; dan komt de nacht en weer de morgen. Jij blijft: niet als jij, want ook dat ie een gedachte … als puur bewustzijn; niet je naam, want ook dat is een gedachte; niet je vorm, want ook dat is een gedachte; niet je lichaam want er komt een dag waarop je je zult realiseren dat ook dat een gedachte is. Alleen maar puur bewustzijn, zonder naam, zonder vorm; alleen maar zuiverheid, het vormloze en het naamloze, het verschijnsel zelf van bewust zijn – dat is het enige dat blijft.
Als je je identificeert, word je het denken, als je je identificeert, word je het lichaam. Als je je identificeert word je de naam en de vorm … wat Hindoes nama, rupa, noemen, naam, vorm … dan is de gastheer verdwenen. Dan vergeet je het eeuwige en het vluchtige wordt belangrijk. Het vluchtige is de wereld; het eeuwige is Goddelijk.
Dit is het tweede inzicht dat je krijgt, dat jij de gastheer bent en dat gedachten gasten zijn.
Het derde inzicht dat spoedig verwezenlijkt wordt als je blijft toekijken, is, dat gedachten vreemden zijn, indringers, buitenstaanders. Geen enkele gedachte is de jouwe. Ze komen altijd van buiten, jij bent slechts een doorgangshuis. Een vogel vliegt door de ene deur het huis binnen en vliegt er door een andere deur weer uit: net zo komt een gedachte bij je binnen en gaat er weer uit.
Je blijft maar doorgaan met te denken dat gedachten van jou zijn. En dat niet alleen, je vecht ook nog voor jou gedachten, je zegt, ‘Dit is mijn gedachte, dit is waar.’ Je discussieert, je debatteert, je argumenteert, je probeert te bewijzen dat ‘dit mijn gedachte is’. Geen enkele gedachte is van jou, geen enkel gedachte is oorsronkelijk, alle gedachten zijn geleend. En ze zijn niet eens tweedehands want miljoenen mensen hebben diezelfde gedachte vóór jou opgeëist als de hunne.
Gedachte is net zoveel buitenkant als een ding.
De befaamde fysicus Eddington heeft ergens gezegd, dat hoe dieper de wetenschap in de materie zal doordringen, hoe meer men zich zal realiseren dat dingen gedachten zijn. Dat kan zijn, ik ben geen fysicus, en Eddington kan gelijk hebben … hoe dieper je doordringt, hoe meer de dingen zijn als gedachten, maar van de andere kant zou ik graag willen zeggen dat, hoe dieper je in jezelf doordringt, gedachten steeds meer op dingen lijken. In feite zijn dit twee aspecten van hetzelfde verschijnsel: een ding is een gedachte, een gedachte is een ding.
Wanneer ik zeg dat een gedachten een ding is, wat bedoel ik dan? Ik bedoel dat je met je gedachten net zo kunt gooien als met een ding. Je kunt iemand met een gedachte doden zoals met een zwaard. Je kunt een gedachte geven als een geschenk of als een infectie. Gedachten zijn dingen, ze zijn krachten, maar ze behoren jou niet toe. Ze komen tot je, ze blijven een tijdje in je en dan verlaten ze je weer. Het gehele universum wordt vervuld met gedachten en dingen. Dingen zijn alleen maar het fysieke deel van gedachten en gedachten zijn het mentale deel van dingen.
Door dit feit, dat gedachten dingen zijn, gebeuren veel wonderen. Als iemand voortdurend aan jou denkt en aan je welzijn, dan heeft dat effect … want hij stuurt een voortdurende kracht naar jou toe. Daarom zijn zegeningen zo nuttig, ze helpen. Als je kunt worden gezegend door iemand die de staat van niet-denken heeft bereikt, dan wordt de zegen bewaarheid … want iemand die nooit gedachte gebruikt, brengt gedachte-energie bijeen, dus wat hij ook zegt, wordt bewaarheid.
Voordat iemand niet-denken begint te leren, worden in alle oosterse tardities technieken gegeven waarbij veel nadruk wordt gelegd op het feit dat hij moet stoppen met negatief te zijn, want zodra je de staat van niet-denken bereikt en je neigt naar negativiteit, kun je een vernietigende kracht worden. Voordat niet-denken wordt bereikt, moet men volstrekt positief worden. Dat is het verschil tussen witte en zwarte magie.
Zwarte magie is niets anders dan dat iemand alle gedachte-energie naar één punt heeft gebracht zonder z’n negativiteit van te voren uit te bannen. En witte magie is niets anders dan dat iemand veel gedachte-energie heeft verkregen en z’n totale wezen heeft gebaseerd op een positieve houding. Dezelfde energie met negativiteit wordt zwart; dezelfde energie met positiviteit wordt wit. Een gedachte is een grote kracht, een ding.
Dit is het derde inzicht. Je moet het goed begrijpen en bij jezelf waarnemen. Soms zie je je gedachte functioneren als een ding, maar door je materialistische conditionering denk je dat het toeval is. Je negeert het feit, je schenkt er geen enkele aandacht aan; je blijft onverschillig, je vergeet het. Maar je weet dat je soms aan de dood van iemand hebt gedacht … en hij sterft. Dan denk je dat het toeval is. Je denkt aan een vriend, je hoopt dat hij komt … en hij staat voor de deur. Je denkt dat het toeval is. Het is geen toeval. Er bestaat niet zoiets als toeval, alles heeft z’n eigen oorzaak. Jou gedachten scheppen voortdurend een wereld om je heen.
Je gedachten zijn dingen, wees er dus voorzichtig mee. Hanteer ze met zorg! Als je niet erg bewust bent, kun je ellende scheppen voor jezelf en voor anderen … en dat heb je gedaan. En onthoud, als je ellende schept voor een ander, ook al doe je het onbewust, schep je tegelijkertijd ellende voor jezelf … want het gedachtezwaard snijdt aan twee kanten: het snijdt jou op hetzelfde moment dat het een ander snijdt.
Twee of drie jaar geleden deed Uri Geller, een Israëli die werkt met gedachte-energie, een experiment voor BBC-televisie in Engeland. Hij kan alles buigen, alleen door er aan te denken: iemand houdt een lepel in z’n hand op een afstand van twaalf meter van Uri Geller, Geller denkt er sterk aan … en de lepel buigt door middel van gedachtekracht. Maar er gebeurde tegelijkertijd iets zeer zeldzaams via de televisie-uitzending, waar zelfs Uri Geler zich van te voren niet van bewust was.
Terwijl duizenden mensen thuis het experiment in hun huiskamer volgden, vielen er in een groot aantal woningen dingen op de grond en gingen kapot … duiziende voorwerpen in heel Engeland. Het was alsof de energie direct werd uitgezonden. Als hij het experiment deed op twaalf meter afstand, dan gebeurden er binnen twaalf meter van het televisiescherm bij de mensen thuis vreemde dingen: voorwerpen werden verbogen, vielen op de grond, gingen kapot. Griezelig!
Gedachten zijn dingen en uiterst krachtige dingen. Er is een vrouw in Rusland, Mikhailova. Zijn kan vanaf grote afstand voorwerpen naar zich toehalen … alleen maar door gedachtekracht. Sovjet Rusland gelooft niet erg in occulte verschijnselen … een communistisch land, atheïstisch … dus zijn ze met Mikhailova op wetenschappelijke manier gaan werken. Terwijl ze bezig is, verliest ze bijna een kilo aan lichaamsgewicht; gedurende een experiment van een half uur verliest ze een kilo aan gewicht. Wat wil dat zeggen?
Dat wil zeggen dat je door te denken energie verbruikt … en dat ben je onophoudelik aan het doen.
Je denken is een kletskous.
Je zendt onnodige dingen uit.
Je bent mensen om je heen aan het vernietigen,
je bent jezelf aan het vernietigen.
Je bent een gevaarlijk ding … onophoudelijk aan het uitzenden.
En er gebeurt zoveel door jou. Het is ook een groot netwerk: de hele wereld is er dageliks ellendiger aan toe want er komen steeds meer mensen op de aarde en die zenden steeds meer gedachten uit.
Hoe verder je teruggaat, hoe vreedzamer je de aarde vindt … steeds minder zenders. In de tijd van Boeddha, of in de tjd van Lau-Tze, was de wereld vreedzaam, natuurlijk; hemels. Waarom? Er waren nog maar weinig mensen, dat in de eerste plaats. En de mensen waren niet geneigd te veel te denken, ze waren meer gericht op voelen; de mensen waren ook meer aan het bidden dan aan het denken. ’s Morgens was bidden het eerste dat ze deden. ’s Avonds was bidden het laatste dat ze deden. En de gehele dag door, wanneer er maar gelegenheid voor was, waren ze in gebed.
Wat is bidden?
Bidden is het zenden van zegeningen naar iedereen.
Bidden is het zenden van je mededogen naar iedereen.
Bidden is een tegenpool scheppen voor negatieve gedachten …
Het is positiviteit.
Dat is het derde inzicht over gedachten: gedachten zijn dingen, krachten, en je dient er met zorg mee om te gaan.
Gewoonlijk onbewust, ga je door met aan wat dan ook te denken. Het is moeilijk om iemand te vinden die in gedachten geen enkele moord heeft gepleegd; moeilijk iemand te vinden die met z’n denken niet allerlei vormen van zonden en misdaden heeft begaan … en dan gebeuren ze. En onthoud, je mag dan niet daadwerkelijk doden, maar als je voortdurend denkt aan het doden van iemand kan dat een situatie scheppen waarin de ander wordt gedood. Iemand kan jouw gedachten hebben opgevangen, want er zijn overal zwakkere mensen en gedachten stromen als water: naar beneden. Als je voortdurend aan iets denkt kan een zwakkeling jouw gedachten opvangen en iemand doden.
Daarom zeggen zij, die de innerlijke werkelijkheid van de mens kennen, dat ieder verzntwoordelijk is voor wat er op aarde gebeurt. Wat in Vietnam gebeurt, daarvoor zijn niet alleen de Nixons verantwoordelijk, maar een ieder die denkt is verantwoordelijk. Er is maar één persoon die niet verantwoordelijk kan zijn en dat is degene die niet-denken heeft bereikt; verder is iedereen verantwoordelijk voor alles wat er gebeurt. Als de aarde een hel is, ben jij de schepper, jij hebt er deel aan.
Ga niet door met anderen de verantwoordelijkheid in de schoenen te schuiven … jij bent mede-verantwoordelijk, het is een collectief fenomeen. De kwaal kan ergens de kop opsteken, de explosie kan duizenden mijlen van jou verwijderd plaatsvinden … dat maakt geen enkel verschil, want gedachte is een ruimte-loos verschijnsel, het heeft geen ruimte nodig.
Daarom plant gedachte zich het snelst voort. Zelfs licht kan zich niet zo snel voortplanten. Gedachte plant zich het snelst voort. In feite neemt een gedachte geen tijd om zich voort te planten, ruimte bestaat niet voor gedachten. Jij kunt hier zijn terwijl je ergens aan denkt en het gebeurt in Amerika. Hoe kan jij verantwoordelijk zijn? Geen enkele rechtbank kan jou straffen, maar de uiteindelijke rechtbank van het Bestaan zal je straffen … je wordt al gestraft. Daarom voel je je zo ellendig.
Mensen komen bij me en zeggen: ‘We hebben nooit iemand iets aangedaan en toch zijn we er zo ellendig aan toe.’ Je doet dan misschien niets, maar je denkt aan iets … en denken is subtieler dan doen. Iemand kan zich inhouden iets te doen, maar hij kan zich niet beschermen tegen denken. Voor denken is iedereen kwetsbaar.
‘Niet-denken’ is een ‘moeten’ als je geheel en al bevrijd wilt zijn van zonde, bevrijd van misdaad, bevrijd van alles wat om je heen gebeurt … en dat is de betekenis van een Boeddha.
Een Boeddha is iemand die zonder denken leeft, dus is hij niet verantwoordelijk. Daarom zeggen we in het Oosten dat hij nooit karma schept, hij schept geen enkele versperring voor de toekomst. Hij leeft, hij loopt, hij beweegt, hij eet, hij praat, hij doet veel, dus moet hij wel karma scheppen, want karma betekent activiteit. Maar in het Oosten wordt gezegd dat zelfs als een Boeddha doodt, hij geen karma schept. En jij, zelfs als je niet doodt, schep je al karma. Waarom?
Het is zo eenvoudig: wat Boeddha ook doet, hij doet het zonder dat denken erbij betrokken is.
Hij is spontaan, er is geen activiteit.
Hij denkt er niet over na, het gebeurt.
Hij is niet degene die doet.
Hij beweegt zich als een leegte.
Hij heeft er geen denken bij nodig,
hij dacht er niet aan het te gaan doen.
Maar als het Bestaan het toelaat dat het gebeurt,
laat hij toe dat het gebeurt.
Hij heeft geen ego meer dat weerstand biedt,
geen ego maar dat doet.
Dat is de betekenis van leeg zijn en een niet-zelf zijn: alleen maar een niet-zijn, anatta, ‘niet-zelf-heid’. Dan vergaar je niets: dan ben je niet verantwoordelijk voor wat er om je heen gebeurt: dan trabscendeer je. Iedere gedachte verwekt iets voor jou en anderen. Wees op je hoede! Maar als ik zeg, wees op je hoede, bedoel ik niet dat je alleen maar goede gedachten mag hebben, nee. Want wanneer je goede gedachten denkt, ligt het denken van slechte gedachten meteen op de loer. Hoe kan goed bestaan zonder slecht? Als je aan liefde denkt, ligt haat daar direct achter verborgen. Hoe kun je aan liefde denken zonder aan haat te denken. Je mag er dan niet bewust aan denken, liefde mag in de bewuste lagen van je denken aanwezig zijn, maar haat ligt verborgen in het onbewuste … ze bewegen zich samen voort.
Telkens wanneer je aan mededogen denkt, denk je aan wreedheid. Kun je aan mededogen denken zonder aan wreedheid te denken? Kun je aan geweldloosheid denken zonder aan geweld te denken? In het woord ‘geweldloosheid’ zelf sluiot geweld al binnen; het ligt in het begrip besloten. Kun je aan brahmacharya
, celibaat, denken zonder aan seks te denken? Onmogelijk, want wat betekent celibaat als er niet aan seks wordt gedacht? En als brahmacharya gebaseerd is op de gedachte aan geen-seks, wat is dit dan voor soort brahmacharya?
Nee, er ontstaat een totaal verschillende zijns-hoedanigheid door niet-denken”niet goed, niet slecht, eenvoudig eeen staat van niet-denken. Je slaat gade, je blijft bewust, maar je denkt niet. En als er een gedachte binnenkomt … die zal binnenkomen, want gedachten zijn niet van jou; ze driven gewoon in de lucht. Rondom is nöo-sfeer, een gedachtensfeer, overal om ons heen. Net als lucht zijn er overal gedachten om je heen en ze komen uit zichzelf bij je binnen. Ze stoppen alleen als je je meer en meer bewust wordt. Als je je meer en meer bewust wordt, verdwijnengedachten eenvoudig, ze smelten want bewust zijn is een sterkere energie dan gedachte.
Bewust zijn is als vuur voor de gedachte. Zoals aansteken van een lamp in huis, waardoor de duisternis niet kan binnentreden; als je het licht uitdoet … treed overal vandaan duisternis binnen; zonder; zonder overgang is er duisternis. Als er licht brandt in huis, kan duisternis niet binnentreden. Gedachten zijn als duisternis: ze doen hun intrede alleen als er binnen geen licht brandt. Bewust zijn is vuur: hoe bewuster je wordt, hoe minder gedachten binnenkomen.
Als je werkelijk een wordt met je bewust zijn, komen er helemaal geen gedachten meer bij je binnen; je bent een onneembare vesting geworden, niets kan tot jou doordringen. Niet dat je gesloten bent, onthoud dit … je bent absoluut open; het is alleen zo dat de bewustzijnsenergie zelf je vesting wordt. En als er bij jou geen gedachten kunnen binnengaan, zullen ze aan jou voorbijgaan. Je ziet ze aankomen, maar tegen die tijd dat ze je bereiken, keren ze om. Dan kun je je overal heenbewegen, naar de hel zelf … niets zal je raken. Dit is wat we bedoelen met Verlichting.
Probeer nu Tilopa’s sutra te begrijpen:
Als men niets ziet terwijl men in de ruimte staart;
als men dan met de geest het denken observeert,
vernietigt men verschillen
en bereikt Boeddhaschap.
Als men niets ziet terwijl men in de ruimte staart … Dit is een methode, een Tantra-methode: in de ruimte kijken, in de lucht, zonder te zien; te kijken met een leeg oog. Kijken en toch niet naar iets kijken: alleen maar een lege blik.
Soms kun je een lege blik zien in de ogen van een gek … en gekken en wijzen hebben veel gemeen. Een gek kijk naar je gezicht, maar je kunt zien dat hij niet naar jou kijkt. Hij kijkt gewoon door je heen alsof je van glas bent, transparant: jij staat alleen maar in de weg, hij kijkt niet naar jou. En jij bent doorzichtig voor hem: hij kijk aan je voorbij, door jou. Hij kijkt zonder naar je te lkijken”het ‘naar’ is niet aanwezig, hij kijk eenvoudig.
Kijk naar de hemel zonder dat je iets zoekt, want als je iets zoekt moet er een wolk komen: ‘iets’ betekent een wolk, ‘niets’ betekent het onmetelijke uitspansel van blauwe lucht. Kijk niet om iets te vinden. Als je een object zoekt, dan schept je blik zelf het object: er verschijnt een wolk en je kijkt naar de wolk. Kijk niet naar de wolken. Zelfs als er wolken zijn, kijk dan niet naar ze … kijk alleen maar: laat ze drijven, ze zijn er. Plotseling komt er een moment waarop je bent afgestemd op deze blik van niet-kijken … wolken verdwijnen voor je, alleen de onmetelijke hemel blijft. Het is moeilijk want je ogen zijn op een vast punt gericht en je ogen zijn ingesteld op het kijken naar dingen.
Kijk naar een klein kind op de eerste dag van zijn leven. Hij heeft dezelfde ogen als een wijze … of een gek: zijn ogen zijn los en zwevend. Hij kan beide ogen naar het midden brengen; hij kan ze laten zweven naar de verste uithoeken … ze zijn nog niet gefixeerd. Zijn organisme is vloeibaar, zijn zenuwstelsel is nog geen structuur, alles zweeft. Een kind kijkt naar dingen zonder te kijken, hij heeft de blik van een gek. Sla een kind gade: dezelfde blik heb jij nodig, want je moet een tweede jeugd bereiken.
Observeer een gekwant een gek is uit de maatschappij gevallen. Maatschappij betekent de gefixeerde wereld van rollenspel. Een gek is gek omdat hij geen vastgestelde rol heeftnu, hij is er uit gevallen: hij is de volmaakte ‘drop-out’. Een wijze is ook een volmaakte ‘drop-out’ in een andere dimensie. Hij is niet gek: in feite is hij de enige mogelijkheid van pure gezondheid. Maar de hele wereld is gek, gefixeerd … daarom lijkt een wijze ook gek. Observeer een wijze: zijn blik is de blik die nodig is.
In de oude Tibetaanse scholen was altijd een gek aanwezig, alleen maar om de ‘zoekers’ zijn ogen te laten zien. Een gek werd zeer gewaardeerd. Hij werd gezocht omdat een klooster zonder gek niet kon bestaan. Hij werd een voorwerp van observatie. De zoekers observeerden zijn ogen en dan probeerden ze de wereld te bekijken zoals een gek. Dat was een prochtige tijd.
In het Oosten hebben gekken nooit zo geleden als in het Westen. In het Oosten werden ze gewaardeerd, een gek was iets speciaals. De gemeenschap zorgde voor hem, hij werd gerecpecteerd, want hij had zekere elementen van een wijze in zich, elementen van een kind. Hij verschild van de zogenaamde maarschappij, cultuur, beschaving, hij is er uit gevallen. Natuurlijk, hij is naar beneden gevallen; een wijze valt naar boven, een gek valt naar beneden … dat is het verschil … maar beide zijn uit-gevallen. En ze hebben veel gemeen. Observeer een gek en probeer dan om je ogen ongericht te krijgen.
In Harvard deden ze een paar maanden geleden een experiment en ze waren verbijsterd, ze konden het niet geloven. Ze probeerden uit te vinden of de wereld zoals wij haar zien, zo is of niet … want er komt de laatste paar jaar veel aan de oppervlakte. Ze deden een experiment met een jongman: ze gaven hem een bril met vervormde lenzen en hij moest de bril gedurende zeven dagen dragen. De eerste drie dagen was hij er ellendig aan toe want alles werd vervormd, de hele wereld om hem heen was vervormd. Hij kreeg verschrikkelijke hoofdpijnen zodat hij niet kon slapen. Zelfs met gesloten ogen verschenen de vervormde beelden: vervormde gezichten, vervormde bomen, vervormde wegen. Hij kon zelfs niet lopen want hij kon niet vertrouwen wat juist was en wat geprojecteerd werd door de vervormde lenzen. Maar er gebeurde een wonder!
Na de derde dag was hij er zo op afgestemd, dat de vervorming verdween. De lenzen bleven gelijk, vervormd, maar hij begon de wereld te zien op dezelfde oude manier. Binnen een week was alles oké: geen hoofdpijn, geen probleem en de geleerden waren eenvoudig verbijsterd; ze konden het niet geloven. Zijn ogen waren geheel en al van richting veranderd, het was alsof de bril er niet meer was. En de bril was er en de lenzzen waren vervormd … maar ogen blijken in staat de wereld te zien op de manier waarop ze getraind zijn.
We zien de werled niet zoals ze is, we zien haar zoals we verwachten dat ze gezien moet worden, we projecteren.
Bij een klein eiland in de Pacific kwam voor de eerste maal een groot schip binnenvaren. De bewoners van het eiland zagen het schip niet, geen van hen! En het schip was enorm … maar de mensen waren afgestemd op het zien van kleine schepen. Hun ogen hadden zo’n groot schip nooit eerder gezien; ze konden het beeld niet opvangen, hun ogen weigerden eenvoudig.
Niemand weet of dat wat jij ziet er is of niet. Het kan er zijn, het kan er op een totaal andere manier zijn. De kleuren die je ziet, de vormen die je ziet, alles wordt geprojecteerd door je ogen. En als je gefixeerd kijkt, je blik gericht door oude patronen, Zie je dingen volgens je eigen conditionering. Daarom heeft een gek een vloeibare blik, een afwezige blik, zowel kijkend als niet kijkend.
Die blik is prachtig. Het is één van de sterkste Tantra-technieken:
Als men niets ziet terwijl men in de ruimte staart …
Zie niet, kijk alleen. In het begin zul je keer op keer iets zien, alleen uit oude gewoonte. We horen dingen uit oude gewoonte, we zien dingen uit oude gewoonte, we begrijpen dingen uit oude gewoonte.
Een van Gurdjieffs meest intieme discipelen, P.D. Ouspensky, drong bij zijn discipelen altijd aan op iets dat iedereen hem verweet. Velen verlieten hem alleen om die aandrang. Als iemand zei: ‘Gisteren vertelde u …’, stopte hij hem ogenblikkelijk en zei: ‘Zeg zoiets niet. Zeg “Ik heb begrepen dat u gisteren dit zei” Voeg er aan toe “Ik heb begrepen.” Zeg niet “Wat u zei”. Je kunt dat niet weten. Vertel wat je hoorde!’ en hij hield zo aan omdat we zulke gewoontedieren zijn.
Weer zei iemand: ‘In de Bijbel wordt gezeg …’ en hij zei dan: ‘Zeg dat niet! Zeg eenvoudig dat je hebt begrepen dat dit wordt gezegd in de Bijbel.’ Bij iedere zin drong hij daarop aan: ‘Onthoud altijd dat het is wat jij begrijpt.’
We vergeten dat steeds. Zijn discipelen vergaten het steeds weer, elke dag en hij was op dit punt zeer halsstarrig. Hij stond je niet toe door te gaan. Hij zei: ‘Ga terug. Zeg eerst “Ik heb begrepen dat u dit zei, dit is wat ik begrepen heb …” omdat je hoort volgens jou, je ziet volgens jou; omdat je een vast patroon hebt van zien en horen.’
Dit patroon moet je loslaten.
Om het bestaan te kennen, moeten alle vaste gewoonten worden losgelaten.
Je ogen zouden uitsluitend ramen moeten zijn, geen projectoren.
Je oren zouden utsluitend deuren moeten zijn, geen projectoren.
Het gebeurde eens dat een psycho-analiticus, die met Gurdieff studeerde, op een huwelijksreceptie het volgende eenvoudige, maar prachtige experiment deed. Hij stond aan de kant van de rij feliciterenden; observeerde de mensen die langskwamen en voelde dat niemand van de gefeliciteerden hoorde wat ze zeiden … er waren zoveel mensen, het was een huwelik van een of andere welgestelde. Hij voegde zich in de rij en zei heel zacht tegen de eerste persoon die de felicitatie in ontvangst nam: ‘Mijn grootmoeder stierf vandaag.’ De man zei: ‘Wat goed van je, prachtig.’ Toen zei hij het tegen een ander en de man antwoordde: “Wat lief van je.’ En de bruidegom antwoordde toen hij het zei: ‘Ouwe jongen, het wordt tijd dat je volgt.’
Niemand luisterd naar een ander. Je hoort wat je verwacht. Verwachting is je bril, verwchtingen zijn je lenzen. Je ogen zouden ramen moeten zijn … dit is de techniek.
Niets zou van je ogen uit moeten gaan want als er iets uit je ogen gaat, wordt er een wolk verwekt. Dan zie je dingen die er niet zijn, dan heb je een subtiele hallucinatie. Laat er pure helderheid zijn in je ogen, in je oren; al je zintuigen moeten helder zijn, je waarneming zuiver … alleen dan kan het Bestaan je geopenbaard worden. En als je het Bestaan kent, dan weet je dat je een Boeddha bent, een god, want in het Bestaan is alles Goddelijk.
Als men niets ziet terwijl men in de ruimte staart;
als men dan met de geest het denken observeert…
Staar eerst naar de hemel; lig op de grond en staar alleen naar de hemel. Probeer dan één ding: kijk naar niets. In het begin zul je keer op keer terugvallen, je zult het keer op keer vergeten, je zult niet in staat zijn voortdurend te onthouden, maar laat dit je niet frustreren, het is natuurlijk, want het ws zolang een gewoonte. Telkens wanneer jet het je weer herinnert, ont-richt je je ogen, maak ze los en kijk alleen maar naar de hemel … zonder iets te doen, alleen maar kijken. Spoedig komt er een moment waarop je naar de hemel kunt kijken zonder te proberen daar iets te zien.
Probeer het dan met je innerlijke hemel:
… als men daan met de geest het denken observeert…
Doe dan je ogen dicht en kijk naar binnen, niet naar iets kijken, alleen precies dezelfde afwezige blik. Gedachten drijven voorbij maar je kijkt niet naar ze uit en je kijkt ook niet naar ze … je bent eenvoudig aan het kijken. Als ze komen is het goed, als ze niet komen is het ook goed. Dan zul je in staat zijn hiaten te zien; er komt een gedachte langs, een andere gedachte komt er aan … en het hiaat. En dan, gaandeweg, zul je in staat zijn te zien dat de gedachte doorzichtig wordt, zelfs als de gedachte voorbij gaat, blijf jij het hiaat zien, je blijft de verborgen hemel zien achter de wolken.
En hoe meer je raakt afgestemd op dit zien, hoe meer gedachten zullen wegvallen, er komen steeds minder gedachten, minder en minder. De hiaten worden groter: gedurende enkele minuten is er geen gedachte, alles is zo rustig en stil van binnen … je vormt voor het eerst een geheel. Alles voelt aan als volstrekt gelukzalig, geen stoornis. En als dit je natuurlijke blik wordt … en dat wordt het, het is een van de meest natuurlijke dinge: je hoeft alleen maar te ont-richten, te deconditioneren … dan:
vernietigt men verschillen…
dan is er niets geod, niets slecht; niets lelijk, niets mooi,
… en bereikt men Boeddhaschap.
Boeddhaschap betekent het hoogste ontwaken. Als er geen versschillen meer zijn, als alle verdeeldheid is verdwenen, dan is eenheid bereikt, alleen het ene blijft. Je kunt zelfs niet zeggen ‘een’, want hoe kun je zeggen ‘een’ zonder diep in jezelf te zeggen ‘twee’. Nee, je zegt niet dat ‘een’ blijft, eenvoudig dat ‘twee’ is verdwenen, de veelheid is verdwenen. Nu is het een onmetelijk een-zijn, er zijn geen grenzen meer: … een boom vervloeit in een andere boom, aarde vervloeit in de bomen, bomen vervloeien in de lucht, de lucht vervloeit met wat er achter ligt … jij vervloeit met mij, ik vervloei met jou … alles vervloeit … onderscheid verdwenen, vervloeiend en in elkaar opgaand als golven in andere golven … een vibrerend onmetelijk eenzijn, levend, zonder grensen, zonder omschrijvingen, zonder verschillen … de wijze vervloeit met de zondaar, de zondaar vervloeit metde wijze … goed wordt slecht, slecht wordt goed … nacht verandert in dag, dag verandert in nacht … leven versnelt in dood, dood wordt weer gevormd tot leven … dan is alles een geworden.
Alleen op dat moment wordt Boeddhaschap bereikt: als niets goed is, niets slecht, geen zonde, geen deugd, geen duisternis, geen nacht …
niets, geen onderscheid.
Onderscheid is er door onze getrainde ogen.
Onderscheid is iets dat je geleerd hebt.
Onderscheid is er niet in het bestaan.
Onderscheid wordt door jou geprojecteerd.
Onderscheid wordt door jou aan de wereld gegeven … het is er niet.
Het is een ogentruc, je ogen spelen een spelletije met jou.
De wolken die langs de hemel drijven
hebben geen wortels, geen huis:
net zo min als de verschillende gedachten
die drijven door de geest.
Zodra het Zelf-denken wordt gezien,
stopt onderscheid.
De wolken die langs de hemel drijven hebben geen wortels, geen huis…
En hetzelfde geldt voor je gedachten en hetzelfde geldt voor je innerlijke hemel: jouw gedachtenhebben geen wordtels, ze hebben geen huis; net als wolken drijven ze. Dus is het niet nodig ze te bestrijden, je hoeft niet tegen ze te zijn, je hoeft zelfs niet te proberen ze te stoppen.
Dit zou een diep inzicht in je moeten worden, want iemand die geïnteresserd raakt in meditatie probeert altijd het denken tot stilstand te brengen.. En als je met denken probeert op te houden zal het nooit ophouden, want de poging op zichzelf is een gedachte, de poging om te mediteren is een gedachte, de poging om Boeddhaschap te bereiken is een gedachte. En hoe kun je eeen gedachte stoppen door een andere gedachte? Hoe kun je het denken tot staan brengen door een ander denken te scheppen? Dan zul je je weer vastklampen aan die andere gedachte. En dit gaat maar door, ad nauseam; dan is er geen einde aan.
Vecht niet … want wie vecht? Wie ben jij? Alleen maar een gedachte, dus maak van jezelf geen slagveld vol gedachten die elkaar bestrijden.
Wees liever een getuige, sla de drijvende gedachten alleen maar gade. Ze stoppen, maar niet omdat jij ze stopt. Ze stoppen omdat jij je meer bewust wordt, niet omdat jij een of andere poging doet om ze tot stilstand te brengen. Nee, op die manier stoppen ze niet, ze bieden weerstand. Probeer het en je zult het zien: probeer een gedachte te stoppen en de gedachte volhardt. Gedachten zijn zeer halsstarrig, onvermurwbaar; ze zijn hatha yogi’s, ze zetten door. Je verwerpt ze en ze komen duizendvoudig terug. Jij wordt moe maar zij nooit.
Er kwam een man naar Tilopa. Hij wilde Boeddhascahp bereiken en hij had gehoord dat Tilopa dat bereikt had. Tilopa verbleef in een tempel ergens in Tibet. De man kwam, Tilopa zat op de grond en de man zei: ‘Ik zou graag mijn gedachten tot stilstand willen brengen.’
Tilopa zei: ‘Dat is heel gemakkelijk. Ik zal u een middel geven, een techniek. U doet dit: zit en denk niet aan apen. Dat zal helpen.’
De man zei: ‘Zo eenvoudig? Alleen maar niet aan apen denken? Maar ik heb nooit aan apen gedacht.’
Tilopa antwoordde: ‘Doe het nu maar en kom morgen verslag uitbrengen.’
Je begrijpt wat er met die arme man gebeurde … apen, apen, overal om hem heen. ‘s Nachts kon hij niet slapen, hij kon geen oog dicht doen. Als hij z’n ogen opende zaten ze daar, of hij deed z’n ogen dicht en ook dan zaten ze er en ze maakten grimassen naar hem. Hij was zeer verbaasd: ‘Waarom heeft die man me deze techniek gegeven, ik heb nooit last gehad van apen. Dit is de eerste keer dat me dit overkomt!’ Maar hij volhardde, ‘s morgens probeerde hij het weer. Hij nam een bad, zat, maar hoewel hij niets deed lieten de apen hem niet met rust.
Tegen de avond ging hij terug, hij was bijna krakzinnig … want de apen volgden hem en hij sprak tegen ze. Hij kwam en zei: ‘Red me op de een of andere manier. Dit is niet wat ik wil, ik was oké, ik wil geen enkele vorm van meditatie. En ik wil uw Verlichting ook niet, maar verlos me van die apen!’
Als jij aan apen denkt kan het zijn dat ze niet bij je komen. Maar als je wilt dat ze niet naar je toe komen, dan zullen ze je volgen. Ze hebben hun ego’s en ze kunnen jou niet zo gemakkelijk verlaten. En wat denk je van jezelf: als je probeert niet aan apen te denken? De apen raken geïrriteerd, dit kunnen ze niet tolereren.
Dit gebeurt met mensen. Tilopa maakte een grapje, wat hij zei was, als je probeert gedachten te stoppen, kun je dat niet. Integendeel, de poging op zichzelf geeft ze energie, de poging om ze te vermijden wordt aandacht. Dus steeds wanneer je iets wilt vermijden, Geef je er te veel aandacht aan. Als je niet aan iets wilt denken, ben je er al over aan het denken.
Onthoud dit, anders kom je in dezelfde toestand als die arme man, die geobsedeerd werd door apen omdat hij ze wilde tegenhouden. Het is niet nodig het denken tegen te houden. Gedachten zijn wortel-loze, huis-loze zwervers, je hoeft je geen zorgen over ze te maken. Sla ze gade zonder naar ze te kijken, observeer alleen maar.
Als er gedachten oplomen, goed, voel je niet slecht … want zelfs het vage gevoel dat ze niet goed zijn en je bent al begonnen met de strijd. Het is oké, het is natuurlijk: zoals bladeren aan de bomen verschijnen, zo komen gedachten op in de geest. Het is oké, het is volmaakt zoals het moet zijn. Als ze niet opkomen, is het mooi. Blijf gewoon een onpartijdig toeschouwer, voor noch tegen, waarderend, noch veroordelend … zonder enige waardetoekenning. Zit alleen maar middenin jezelf en kijk, kijk zonder ergens naar te kijken.
En hoe meer je kijkt, hoe minder je zult vinden; hoe dieper je kijkt, hoe meer gedachten er verdwijnen, uiteenvallen. Zodra je dit weet heb je de sleutel in handen. En deze sleutel opent het meest geheime verschijnsel: het verschijnsel van Boeddhaschap.
De wolken die langs de hemel drijven
hebben geen wordtels, geen huis;
net zo min als de verschillende gedachten
die drijven door de geest.
Zodra het Zelf-denken wordt gezien,
stopt onderscheid.
En zodra je kunt zien dat de gedachten voortdrijven, dat jij niet de gedachten bent, maar de ruimte waarin gedachten voortdrijven, dan ben je tot Zelf-denken gekomen en heb je het verschijnsel van je bewustzijn begrepen. Dan houdt alle onderscheid op; dan is niets goed, niets slecht; dan verdwijnt eenvoudig alle verlangen want als er niets goed is, niets slecht, dan is er niets meer te verlangen, niets meer te ontwijken.
Je accepteert, je wordt los en natuurlijk. Je begint eenvoudig mee te drijven met het bestaan, zonder ergens heen te gaan, want er is geen doel; je beweegt je niet voort naar enig doel want er is geen doel. Dan geniet je van elk moment, wat het ook brengt … wat dan ook, onthoud dat. En je kunt ervan genieten, want nu heb je geen verlangens en geen verwachtingen. Je vraagt niet om iets, dus voor wat je ook maar wordt gegeven voel je je dankbaar. Alleen maar zitten en ademen is zo mooi, alleen maar hier zijn is zo mooi dat elk moment van het leven iets magisch wordt, een wonder op zichzelf.
In de ruimte krijgen vormen en kleuren gestalte,
maar noch door zwart noch door wit wordt de ruimte gekleurd.
Vanuit het Zelf-denken komen alle dingen voort,
het denken wordt door deugd en ondeugd niet bedoezeld.
En dan, dan weet je dat vormen en kleuren in de ruimte ontstaan. Wolken nemen vele vormen aan: je kunt er olifanten in zien en leeuwen en wat je maar wilt. In de ruimte komen en gaan vormen, kleuren … maar noch door zwart noch door wit wordt de ruimte gekleurd … maar wat er ook gebeurt, de lucht blijft onaangetast, ongekleurd. In de morgen is hij als vuur, een rood dat komt van de zon, de hele lucht wordt rood; waar is in de nacht het rood gebleven? De lucht blijft ongekleurd, onaangetast.
En dit is de weg van een sannyasin: te blijven als de lucht, ongekleurd door wat er ook maar komt en gebeurt. Er komt een goede gedachte … een sannyasin schept er niet over op. Hij zegt niet: ‘Ik ben gevuld met goede gedachten, deugzame gedachten, zegeningen voor de wereld.’ Nee, hij schept er niet over op, want als hij pocht is hij gekleurd. Hij maakt geen aanspraak op dat hij goed is. Een slechte gedachte komt op … hij wordt er niet teneergeslagen van, anders wordt hij gekleurd. Goe of slecht, dag of nacht, al wat komt en gaat slaat hij eenvoudig gade. Hij ziet seizoenen komen en gaan; jeugd wordt ouderdom … hij blijft ongekleurd. Dat is de diepste kern van een sannyasin zijn, als lucht zijn, ruimte.
En dit is in feite ook het geval. Als je denkt dat je gekleurd bent, is het alleen maar een gedachte. Als je denkt dat je goed bent of slecht, zondaar of wijze, is het alleen maar denken, want je innerlijke hemel wordt nooit iets … het is een zijn, het wordt nooit iets. Ieder worden is enkel maar identificatie met een of andere vorm of naam, een of andere kleur, een vorm die verschijnt in de ruimte … alles is wording.
Je bent een zijn, je bent dat al … niet nodig iets te worden.
Kijk maar naar de lucht: lente komt en de gehele atmosfeer wordt gevuld met vogelzang; dan bloemen en hun geur. Dan wordt het zomer en dan komt de herfst. Dan komt de regen … alles veranderd steeds, verandert, verandert. En het gebeurt allemaal in de lucht, maar niets kleurt de lucht. Hij blijft veraf; altijd aanwezig, toch veraf; het dichste bij alles en het verste er vandaan.
Een sannyasin is net als de lucht: hij leeft in de wereld … heeft honger en dorst: zomer en winter; goede dagen, slechte dagen; mooie stemmingen, verrukt, extatisch, euforisch; nare stemmingen, teneergesleagen, in het dal, donker, belast … alles komt en gaat en hij blijft toeschouwer. Hij kijkt alleen maar toe en hij weet dat alles voorbij gaat, veel dingen komen en gaan. Hij is niet langer met iets geïdentificeerd.
Niet-identificatie is sannyasin en sannyasin is het meest intense groeiproces, de grootst mogelijke bloei.
In de ruimte krijgen vormen en kleuren gestalte,
maar noch door zwart noch door wit wordt de ruimte gekleurd.
Vanuit het Zelf-denken komen alle dingen voort,
het denken wordt door deugd en ondeugd niet bedoezeld.
Toen Boeddha Het Uiteindelijke bereikte, de uiterste Uiteindelijke Verlichting, werd hem gevraagd: ‘Wat hebt u bereikt?’ En hij lachte en zei: ‘Niets … want wat ik ook heb bereikt was hier al binnenin mij. Het is niets nieuws dat ik bereikt heb. Het is hier altijd geweest in eeuwigheid, het is mijn eigen natuur. Maar ik was niet opmerkzaam, ik was mer er niet van bewust. De schat was altijd al hier, maar ik was haar vergeten.’
Je bent het vergeten, dat is alles … dat is je ontwetendheid. Tussen een Boeddha en jou bestaat geen verschil wat je natuur betreft. Er is maar een verschil en dat verschil is dat jij je niet her-innert wie je bent. Hij is wakker, jij bent in diepe slaap, maar jullie natuur is dezelfde.
Probeer het uit te leven op deze manier … Tilopa spreekt over technieken … leef in de wereld alsof je in de hemel bent, maak het tot levenstijl. Iemand is boos op je, beledigend … kijk: als woede in je oprijst, kijk: wees een wachter op de heuvelen, kijk en kijk en kijk. En alleen door te kijken, zonder naar iets te kijken, zonder geobserdeerd te worden door iets, als je waarneming helder wordt, dan, plotseling, opeens, in een oogwenk, eigenlijk in geen tijdsbestek, gebeurt het, plotseling, zonder tijd, ben je volledig wakker; je bent een Boeddha, je wordt de Verlichte, de Ontwaakte.
Wat wint een Boeddha ermee? Niets. Integendeel, hij verliest veel: de ellende, de pijn, de angst, de woede, de ambitie, de jaloezie, de haat, de bezitsdrang, het geweld … hij verliest ze alle. Dat wat hij bereikt … niets.
Hij bereikt dat wat er al was, hij her-innert zich.

0 comments: